FAQ Seksueel overdraagbare aandoeningen

De apotheker meldt dat de voorgeschreven  soa medicatie out of stock is

Levering van aanbevolen medicatie voor de behandeling van soa is soms tijdelijk verhinderd. Op de website https://farmanco.knmp.nl wordt informatie over geneesmiddelen gegeven die momenteel niet verstrekt kunnen worden in Nederland. Vaak worden alternatieven gemeld. Afgelopen jaar was sprake van knelpunten in de levering van Benzyl penicilline(penidural) 1.2 milj EH (syfilis) en ceftriaxon 500 mgr (gonorroe).

Als mogelijke alternatieven voor penidural is Pendysin® eveneens in flacons van 1,2 miljoen eenden verkrijgbaar. Het alternatief voor ceftriaxon is Rocephin® 1000 mg.

Wat zijn de verschillen in de nieuwe richtlijnen voor syfilis?

Tussen de Nederlandse en Europese richtlijn syfilis bestaan enkele relevante verschillen op het gebied van diagnostiek, behandeling en follow up.  Zo geeft de Europese richtlijn bijvoorbeeld explicieter aanwijzingen voor lichamelijk onderzoek. Het meest opvallende verschil is misschien nog wel het feit dat azitromycine in de Europese richtlijn meerdere malen wordt vermeld als behandeloptie. Curieus, aangezien er in dezelfde richtlijn aan de hand van verscheidene bronnen(3,4) wordt aangeven dat azitromycine een hoge resistentie kent en zelfs afgeraden wordt. Lees meer over het hoe en waarom van de verschillen in richtlijnen in dit artikel op seksoa.nl.

Is urineonderzoek nog zinvol bij vrouwen met risico op soa na de introductie van de vulvovaginale swab?

Ja, bij vrouwen waarvoor een vulvovaginale swab een drempel is en er een laag risico op een soa bestaat kan PCR op urine ingezet worden (Chlamydia, gonorroe). De vulvovaginale swab heeft de voorkeur boven urine omdat deze een hogere opbrengst/ betrouwbaarheid heeft dan PCR in urine. Dit geldt zowel voor Chlamydia als gonorroe. Het verschil in betrouwbaarheid kan op de anamnese en de risico-inschatting aanvaard worden bijvoorbeeld dus bij duidelijke bezwaren van de vrouw. In de soa-richtlijn van de Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie 2008/2009 is urine onderzoek bij vrouwen niet meer opgenomen. Eerste keus is PCR vaginale uitstrijk of uitstrijk cercix en urethra; zowel voor de diagnostiek van Chlamydia als gonorroe. Bij mannen blijft de PCR urine wel een eerste keus diagnosticum. (www.soaids-professionals.nl/medische_richtlijnen/nvdv/

Hoe instrueer ik de vrouw voor zelfafname van de vaginale swab voor soa-diagnostiek?

Laat de vrouw een gemakkelijke houding aannemen, zittend of staand, vergelijkbaar met die voor het inbrengen van een tampon. Haal de dop van de buis met het transportmedium door deze eraf te draaien. Spreid met één hand de schaamlippen zodat de vagina toegankelijk is. Breng de wattenstok 2-5 cm in de vagina en draai hem 10-15 seconden rond, strijkend langs de vaginawanden. Neem de wattenstok uit de vagina en steek hem in de buis met het transportmedium. Plaats het dopje stevig terug op de buis. Schrijf op de buis uw naam en geboortedatum. (bron: instructie materiaalafname Isala klinieken)

Hoe lang moet een patiënt(e) de urine ophouden voor afname PCR Chlamydia?

De tijd tussen de laatste urinelozing en de urinelozing die gebruikt wordt voor de diagnostiek lijkt voor mannen niet van belang te zijn. Zowel urine die langer dan 2 uur in de blaas heeft gezeten als urine die korter in de blaas heeft gezeten is goed bruikbaar. Van groot belang is dat er een kleine hoeveelheid eerstestraalsurine (15-20ml) gebruikt wordt. Voor vrouwen is het (nog) niet onderzocht of een urinelozing interval van minder dan 2 uur dezelfde resultaten oplevert in de diagnostiek naar Chlamydia trachomatis.

Is hepatitis B en C een meldingsplichtige ziekte?

Ja. Heeft u een patiënt die lijdt aan, of toont u de verwekker aan van Hepatitis A, Hepatitis B of Hepatitis C dan dient u dat binnen een dag te melden aan de arts van de GGD in u regio ( wet Publieke Gezondheid). Het hepatitis B-virus wordt overgedragen via bloedcontact of onveilig seksueel contact. Het is zeer besmettelijk. Men kan niets van de infectie merken, maar men kan ook heel ziek worden (leverontsteking, leverkanker). Hepatitis B kan worden voorkomen door vaccinatie. In Nederland wordt vaccinatie aangeboden aan doelgroepen. De doelgroepen zijn prostituees, homo – en biseksuele mannen en harddruggebruikers (voormalig). Ook aan mensen met een verhoogd risico op besmetting: mensen die in hun werk dit risico lopen, patiënten die veel contact hebben met bloed(producten), mensen met het syndroom van Down, contacten van dragers en kinderen van wie een of beide ouders uit een land komen waar hepatitis B veel voorkomt. Het hepatitis C-virus wordt vooral overgedragen via bloed-bloedcontact. Echter onlangs is hepatitis C vastgesteld onder hiv-positieve mannen die seks hebben met mannen via seksuele overdracht. Er is geen vaccinatie beschikbaar. De ziekte komt niet zo veel voor in Nederland. Ook hepatitis C kan leverontsteking of kanker veroorzaken. Een probleem is dat ook bij hepatitis C veel mensen niet weten dat ze besmet zijn, omdat ze het de eerste jaren niet merken. De behandeling van Hepatitis B en C is de laatste jaren sterk verbeterd en tijdige doorverwijzing is raadzaam.

Kan ik als huisarts ciprofloxacine nog voorschrijven bij gonorroe?

Nee, tenzij uit resistentieonderzoek blijkt dat de gonococ gevoelig is voor quinolonen. Inmiddels is de ciprofloxacine resistentie in Nederland opgelopen tot 46%. Meestal is bij afscheiding uit penis of cervix en verdenking op gonorroe direct symptoombehandeling aangewezen. Bij PCR diagnostiek is resistentie onbekend. Door de wereldwijde toename van resistentie tegen antibiotica (quinolonen, penicillines) vindt de behandeling van gonorroe tegenwoordig plaats met derde generatie cefalosporinen, waaronder ceftriaxon 250-500mg i.m. éénmalig. Vanwege het relatief vaak samengaan met een Chlamydia trachomatis-infectie wordt de behandeling over het algemeen gecombineerd met de behandeling van deze infectie (azithromycine 1000mg p.o.). Contactonderzoek en partnerwaarschuwing zijn geboden om herbesmetting en verdere verspreiding te voorkomen en om symptoomloze seksuele partners op te sporen.

Wat is lymphogranuloma venereum en hoe stel ik de diagnose (LGV)?

LGV is een seksueel overdraagbare aandoening, die wordt veroorzaakt door infectie met Chlamydia trachomatis (genotype L). Tot op heden werd LGV in Nederland gezien als een zeldzame import ziekte uit tropische gebieden. Het klassieke inguinaal syndroom wordt gekenmerkt door acute lymfadenitis met vaak eenzijdige, pijnlijke liesklierzwelling (bubo), koorts en malaise. Het ano-rectaal syndroom, dat in Nederland sedert 2003 bij homoseksuele mannen wordt gezien is ongebruikelijk voor LGV: het gaat vaak gepaard met bloederig-ulceratieve ontsteking van de endeldarm (proctitis, proctocolitis), eventueel met koorts en malaise. Bij voortbestaan van de infectie kunnen abcessen, fistels, vernauwingen en stricturen in de darm optreden, die kunnen leiden tot (gedeeltelijke) afsluiting van de darm. De transmissie van LGV is via onbeschermd vaginaal en/of anaal seksueel contact. Mogelijk dat LGV ook kan worden overgedragen door ‘fist-fucking’ (vuist-neuken) of gemeenschappelijk gebruik van sekstoys. De waarschijnlijkheidsdiagnose LGV-proctitis wordt in eerste instantie gesteld op basis van het klinisch beeld bij proctoscopisch onderzoek en een positieve PCR voor Chlamydia trachomatis. De uiteindelijke diagnose LGV wordt gesteld op basis van genotypering van het materiaal van de positieve PCR test. Bij LGV wordt (serovar) type L1, L2 of L3 gevonden. Genotypering is mogelijk bij het streeklaboratorium bij de GGD Amsterdam en het microbiologisch laboratorium van het Erasmus MC in Rotterdam. Daarnaast is het mogelijk een waarschijnlijkheidsdiagnose te stellen op basis van een sterk verhoogde Chlamydia trachomatis IgG antilichaam-titer in het serum bij een positieve PCR op Chlamydia trachomatis. Deze serologische test is in de meeste laboratoria standaard voorhanden.

Welke gevolgen hebben SOA voor zwangeren?

Verticale transmissie (van moeder op kind) kan plaatsvinden in utero (baarmoeder), tijdens de partus (bevalling) en door borstvoeding. Soa kunnen tijdens de zwangerschap of bevalling verschillende gevolgen hebben voor het kind. Een paar voorbeelden. Een onbehandelde Chlamydia-infectie kan tijdens de zwangerschap een verhoogd risico geven op voortijdige weeën, vroegtijdig gebroken vliezen, vroeggeboorte en laag geboortegewicht. Tevens bestaat er verhoogd risico op post partum endometritis. Tijdens de baring kan het kind worden geïnfecteerd en een conjunctivitis en pneumonie ontwikkelen. Een infectie met gonorroe kan vergelijkbare complicaties geven. Ook een syfilis-infectie kan ernstige gevolgen voor het verloop van de zwangerschap (abortus en prematuriteit) hebben. Ook voor het kind zelf kunnen de gevolgen verstrekkend zijn (congenitale syfilis). Reden dat er nog steeds, ondanks het feit dat syfilis weinig meer voorkomt onder zwangeren, nog steeds op syfilis wordt gecontroleerd tijdens de zwangerschap.
Herpes neonatorum is ook zeldzaam in Nederland (2.4/100.000 levend geborenen) maar bij een moeder met een primaire herpes genitalis bestaat een kans op overdracht naar de ongeboren vrucht, risico op een miskraam, congenitale afwijkingen (aan huid, ogen, zenuwstelsel) en intra-uteriene vruchtdood. Het risico voor een pasgeborene is klein maar indien er een infectie optreedt is het risico op overlijden groot. De pasgeborene loopt een risico op een lokale infectie (huid, ogen, zenuwstelsel) of een systemische infectie (zenuwstelsel) met restverschijnselen. Het humaan papilloma virus (Condylomata accuminata) kan overgedragen worden van moeder naar kind maar de kans op een juveniele tracheale papilomatose is klein.

In Nederland worden er een aantal maatregelen getroffen om complicaties van soa voor het kind te voorkomen. Zo worden alle zwangeren gescreend op syfilis, hepatitis B en hiv. Sinds 2004 is er een landelijke hiv-screening onder zwangeren volgens het opting-out principe, waarbij vrouwen wel worden geïnformeerd maar niet expliciete toestemming wordt gevraagd. Hiermee wordt geprobeerd om de overdracht van bijvoorbeeld hiv van moeder naar kind te voorkomen. Preventie van verticale hiv transmissie bestaat uit het vermijden van contact tussen bloed van de moeder en het kind, en medicamenteuze behandeling van de zwangere en de pasgeborene. Slaat deze medicatie goed aan (dan is de viral load onmeetbaar), dan is de overdrachtskans gereduceerd met zo’n 30% to minder dan 1 procent. De zwangere kan dan vaginaal bevallen en thuis het kraambed doorbrengen onder begeleiding van de verloskundige. Is de viral load voor de bevalling wel meetbaar, dan wordt er vaak gekozen voor een electieve sectio (keizersnede). Na de geboorte wordt de pasgeborene eveneens preventief behandeld met anti-hiv-medicatie. Overigens is ook borstvoeding een belangrijke transmissieroute; daarom wordt borstvoeding in de westerse wereld in alle gevallen van hiv-infectie ontraden.

Wat zijn de verschillen in de nieuwe richtlijnen voor syfilis?

Tussen de Nederlandse en Europese richtlijn syfilis bestaan enkele relevante verschillen op het gebied van diagnostiek, behandeling en follow up. Zo geeft de Europese richtlijn bijvoorbeeld explicieter aanwijzingen voor lichamelijk onderzoek. Het meest opvallende verschil is misschien nog wel het feit dat azitromycine in de Europese richtlijn meerdere malen wordt vermeld als behandeloptie. Curieus, aangezien er in dezelfde richtlijn aan de hand van verscheidene bronnen(3,4) wordt aangeven dat azitromycine een hoge resistentie kent en zelfs afgeraden wordt. Lees meer over het hoe en waarom van de verschillen in richtlijnen in dit artikel op seksoa.nl.